Vorig jaar sloot de Australische Argyle diamantmijn na 37 jaar exploitatie. Deze maand publiceerde Melbourne University Publishing ‘Argyle: The Impossible Story of Australian Diamonds’, een uitgebreide geschiedenis van de mijn door Stuart Kells.

Kells, schrijver en adjunct-professor aan de La Trobe University in Melbourne, Australië, vertelt over de oorsprong van de mijn, waarom de impact ervan vandaag nog steeds voelbaar is, en zijn favoriete verhalen uit de 37-jarige geschiedenis ervan.

“Veel diamantmijnen ontstaan door de eenzame zoektocht van één persoon. Was dat het geval met Argyle?”

“Die persoon was Ewen Tyler. Er was een belangrijk geoloog in de jaren ’40 die veronderstelde dat de geologie van de Kimberley [regio van Australië] vergelijkbaar was met de geologie van de diamantbevattende delen van Zuid-Afrika. Ewen Tyler was één van zijn studenten.

In de jaren ’60 werkte Ewen voor één van de grote mijnbouwhuizen in Londen en zij waren op zoek naar geografische diversificatie, en hij drong er bij hen op aan om een operatie in Australië op te zetten.”

“Hoe is het gebied rond Argyle?”

“Het is erg afgelegen. Perth, de hoofdstad van West-Australië, ligt meer dan 2.200 kilometer van de mijn. Het is een heel ander deel van de wereld. Het is een echte speeltuin voor geologen, met al die verschillende kenmerken, vulkanische structuren, plateaus en verbazingwekkende koepelachtige structuren.

Het is een tropisch gebied, in de zomer valt er hevige regen. Dus veranderen de kreken in stroomversnellingen. Maar in de winter, in het droge seizoen, is het erg heet en droog. Het is een plaats van extremen. Het is vrij moeilijk om er wegen aan te leggen of wat voor bouw dan ook. Het is ook een zeer dun bevolkt deel van Australië en een zeer wild deel van Australië.”

“Het is interessant dat het gebied Kimberley wordt genoemd, aangezien Kimberley, Zuid-Afrika, wordt beschouwd als de geboorteplaats van de moderne diamantindustrie.”

“Dat klopt. Ze zijn ook allebei naar dezelfde persoon vernoemd, omdat ze allebei duidelijk deel uitmaakten van het Britse Rijk. De Graaf van Kimberley was een van de belangrijkste koloniale bestuurders. Het is gewoon toeval dat ze allebei naar dezelfde persoon vernoemd zijn.”

“Argyle stond bekend om zijn ongewone mix: low-end ‘kleintjes’ en high-end kleur.”

“De gemiddelde diamanten daar waren bruin. De meeste diamanten waren relatief laagwaardig en bestemd voor industrieel gebruik. En in die tijd was het idee van bruine diamanten dat ze een beetje een diamant met een lage status waren. Er was niet veel respect voor in de diamantindustrie en onder juweliers.

Maar een belangrijk deel van het Argyle-verhaal is de rebranding en de herpositionering van de bruine diamanten als champagne- en cognacstenen en de marketing ervan op die manier. Door die herpositionering konden zij diamanten die anders industriële diamanten zouden zijn geweest, verkopen aan detailhandelaren in modejuwelen en aan juweliers in winkelcentra. Ze creëerden echt een heel ander prijspunt voor diamanten juwelen.”

“Aanvankelijk verkocht Argyle haar productie via De Beers’ Centrale Verkooporganisatie. Maar u spreekt over hoe Argyle werd gecontroleerd door Rio Tinto, wat een heel andere partner was dan wat De Beers gewoon was.”

“Dat is juist. De meeste van zijn vorige partners waren ofwel regeringen of projecten die intern werden gefinancierd en eigendom waren van de bedrijvengroep De Beers en Oppenheimer. Het was nogal een ongewone situatie. Aanvankelijk waren de Australiërs hier erg nieuw in. Er waren niet veel mensen in de joint venture die veel tijd en ervaring in de diamantsector hadden, en zij waren al vroeg van mening dat de beste manier om zo’n enorme hoeveelheid diamanten op de markt te brengen, via het De Beers-systeem was.

Zij hadden het gevoel dat zij met De Beers goede afspraken hadden gemaakt over het marketingcontract, maar bij het dagelijkse sorteer- en classificeerwerk trokken zij aan het kortste eind. De Argyle-partners deden daarom een soort test, waarbij ze een aantal auditors naar een aantal percelen diamanten lieten kijken om te testen of de sortering van De Beers eerlijk was. Door dat proces besloten ze dat het niet zo was. Dat was één van de redenen waarom ze besloten om het alleen te doen.

Dat was een grote schok voor De Beers, want ook al produceerde Argyle een groot aandeel laagwaardige diamanten, toch was het bedrijf zo groot dat het marktmacht had.”

“Velen denken dat dit het begin van het einde was van het ‘één-kanaals’ systeem.”

“Het heeft zeker een verandering teweeggebracht, omdat De Beers plots niet meer dezelfde mate van controle had over productie en aanbod. Argyle bewees dat je gemakkelijk diamanten kon delven en verkopen buiten de De Beers-wereld. Het betekende ook dat er grote mijnen en mijnbouwbedrijven waren die hun eigen deskundigheid in diamantwinning en diamantverkoop aan het opbouwen waren.

Het was een echte erosie van de macht van De Beers, en dat was één van de belangrijkste katalysatoren voor De Beers om zich meer als luxemerk te herpositioneren, en zich meer te concentreren op de verkoop van diamanten en minder op het controleren van de totale productie.”

“Denkt u dat Argyle de juiste beslissing heeft genomen?”

“Het bedrijf heeft er lang over nagedacht of dit wel de juiste stap was. Het bleek de juiste weg te zijn, en één van de redenen daarvoor was dat het bedrijf een zeer nauwe band had met de Indische snij- en slijpindustrie, en dat er in India voldoende schaalgrootte was om de productie aan te kunnen.”

“Op een gegeven moment probeerde De Beers de controle over Argyle te krijgen.”

“Er was een strijd om de zeggenschap over Ashton Mining, die ongeveer 40% van de mijn in handen had. Even was het eigendom van de hele mijn in het geding. De Beers was één van de belangrijkste bieders op Ashton, maar dat is uiteindelijk niet gelukt. In zekere zin was dat een laatste wanhopige poging van De Beers om Argyle te controleren en het grootste deel van de markt in handen te krijgen.”

“Argyle werd bekend om zijn roze stenen. Vormden die een groot deel van de inkomsten van de mijn?”

“Zij waren een zeer winstgevend onderdeel van de mijn, ook al vormden zij verhoudingsgewijs een zeer klein deel van de productie. Ze vergrootten ook de bekendheid van Argyle. De verkoopsformule van de ‘pinks’ was een meesterzet, waarbij gebruik werd gemaakt van die internationale bezichtigingen en exclusieve aanbestedingen om een zekere mate van glamour en belangstelling rond de ‘pinks’ te creëren. Het werd een echte pijler van het jaarlijkse diamantcircuit en bouwde met de Argyle pinks een belangrijk luxemerk op.”

“Is Argyle bekend binnen Australië?”

“Ik denk dat de bekendheid van de pinks de laatste jaren is gegroeid, maar ik denk dat je kunt zeggen dat de mijn buiten Australië bekender is dan in Australië. In sommige opzichten was hij beroemder in Zuid-Afrika of in New York of in Londen.”

“Wat is Argyle’s nalatenschap?”

“Ik denk dat het meerdere nalatenschappen heeft. Op de markt is er meer aanvaarding voor gekleurde diamanten, waaronder champagne en cognac. Er is de impact op De Beers en de algemene structuur van de diamantsector en de marketingregelingen voor diamant. Het heeft bewezen dat Australië een diamantrijk potentieel heeft en een diamantspeler kan zijn. Er wordt nu verder geëxploreerd in Australië, en sommige van de mensen die bij Argyle betrokken waren, zijn daarbij betrokken.

Er was ook een lokale erfenis. In Australië hebben we, zoals veel landen met grote mijnbouwindustrieën, een lange geschiedenis van goede en slechte betrekkingen met de traditionele eigenaars en de First Nation bevolking. Een van de erfenissen van Argyle was dat we lessen hebben geleerd over hoe we economische ontwikkeling in evenwicht kunnen brengen met het plaatselijke inheemse erfgoed en hoe we de rechten van de inheemse bevolking in de economische ontwikkeling tot uiting kunnen laten komen.”

“Hoe ziet dat er achteraf uit?”

“De mijn begon met de volledige productie in 1985, maar de eigenlijke exploratie en sommige van de eerste overeenkomsten gaan terug tot de jaren 1970. Dat was een tijd waarin de wettelijke kaders voor de rechten van de inheemse bevolking in Australië zeer slecht, zeer zwak waren. We hebben hier een concept dat ‘Native Title’ heet, wat in wezen het eigendomsrecht van de inheemse bevolking op traditionele gronden erkent. Die wetgeving en dat rechtsbeginsel bestonden toen nog niet – het dateert uit de jaren negentig. Dus veel van wat er in de mijn gebeurde en het verhandelen van plaatselijk erfgoed voor economische ontwikkeling gebeurde voordat deze wettelijke kaders van kracht waren.

Een deel van de tocht die Argyle de afgelopen 35 jaar heeft afgelegd is geweest om eerlijker en subtieler te werk te gaan bij het erkennen van de rechten van de inheemse bevolking en om op een meer gepaste en volmondige manier met de traditie om te gaan. Ik heb het gevoel dat de mijneigenaren in de loop der tijd van hun ervaringen hebben geleerd.

Er zijn dus positieve nalatenschappen op dat gebied, maar in wezen was de aanvankelijke economische ontwikkeling van mijnen zoals Argyle behoorlijk eenzijdig, en was er niet veel wettelijke bescherming van de rechten van de inheemse bevolking. Er gingen heilige plaatsen en inheems erfgoed verloren. Er is een gemengde nalatenschap, maar ook een positieve nalatenschap om ervan te leren.

Momenteel krijgen de inheemse eigenaars de site terug en zijn ze op een positieve manier betrokken bij de sanering van de site. Er is een open vraag over de toekomstige economische ontwikkeling in het gebied, omdat een groot deel van de werkgelegenheid in de mijn inheems was, en dat was duidelijk positief voor de werkgelegenheid en de economische ontwikkeling.

Er is in dat gebied een leemte ontstaan omdat het zo’n afgelegen deel van de wereld is en er daar niet veel industriële ontwikkeling is. De toekomst van dat deel van de wereld kan dus liggen in het overnemen van een deel van zijn deskundigheid en het toepassen daarvan op een toekomstige diamantmijn in het gebied.”

“Waren er verhalen die u echt zijn bijgebleven?”

“Wat de mensen schokte, was dat de verwerkingsinstallatie was afgesteld op het breken van de grootste diamanten. Dat ging om de verwerkingskosten en de economie. De mensen waren echt geschokt bij de gedachte dat grote diamanten aan de ene kant van de verwerkingsinstallatie terechtkwamen en dan onderweg werden vermorzeld.

De grootste diamanten die in Argyle werden gevonden, kwamen toevallig doorheen dat proces. Eentje had een vreemde langwerpige vorm als een pinda, dus die ging door de breker. Hij was ongeveer 42 karaat. Dan was er een diamant van 43 karaat die vastzat in een vrachtwagenband nog voor hij de verwerkingsfabriek bereikte. Dus die twee grote diamanten zijn er per toeval doorgekomen.”

“Iets dat u echt verraste, toen u hierover schreef?”

“Wat me echt opvalt is dat het een heel groot verhaal is – het was een grote mijn en het is een heel belangrijk product in een heel belangrijke bedrijfstak. Maar de drijvende krachten waren kleine beslissingen en kleine gesprekken, individuele mensen met ideeën. Er is echt een interessant contrast tussen het grote en het kleine en de persoonlijke relaties en de individuele visies van wat echt de drijvende kracht was.

Het Argyle-verhaal slaat een brug tussen deze twee tijdperken van het soort heldhaftige goudzoeker die zelfstandig in de wildernis ronddoolde en wat we vandaag de dag zien, namelijk industriële en wetenschappelijke mijnbouw. Het frappante voor mij is dat er zoveel momenten waren waarop de mijn misschien niet zou zijn doorgegaan, onder meer in de financieringsfase en tijdens de politieke goedkeuringsfase. Het is verbazingwekkend dat het überhaupt is gelukt, en voor een groot deel is het er door gekomen dankzij een hele reeks kleine, bijna toevallige persoonlijke momenten. Het is dus een menselijk verhaal dat schuilgaat achter een groot economisch en industrieel verhaal.”