De aarde bestaat voor bijna veertig (volume)procent uit bridgmaniet, een mineraal dat nog nooit met een geologenhamer kon worden blootgelegd.
In de eerste helft van vorige eeuw toonde de Amerikaan Percy Bridgman aan dat het binnenste deel van de aardmantel – tussen 660 en 2.900 kilometer diep – grotendeels uit hetzelfde mineraal bestaat. Toch besliste de Internationale Mineralogische Vereniging pas vier jaar geleden om dat mineraal, dat onder immense druk uit olivijn ontstaat, naar de Nobelprijswinnaar te noemen. Een officiële naam voor een mineraal zonder beschikbaar monster, dat ligt immers gevoelig.
Of lag. Want Canadese geologen hebben in de beroemde Premiermijn in Zuid-Afrika – waar de Britse kroonjuwelen vandaan komen – een diamant opgegraven waarin minuscule stukjes bridgmaniet zitten opgesloten. De onderzoekers vonden de diamant op een diepte van minder dan een kilometer, maar haar eigenschappen verraden dat de edelsteen werd gevormd op meer dan zevenhonderd kilometer onder het aardoppervlak, ruim in de aardmantel dus. Dit terwijl de kraamkamer van de meeste diamanten niet dieper ligt dan tweehonderd kilometer.
De sporen bridgmaniet in de diamant zouden een vingerafdruk dragen van de ‘recyclage’ van oceaankorst, als die langzaam inzakt in de richting van de binnenste aardmantel. Zo bewijzen diamanten dat ze ook een belangrijke wetenschappelijk functie hebben: ze brengen getuigen naar boven van de samenstelling en de processen in het binnenste van onze planeet.